Rekenvoorbeelden: belastingtarieven en vrijstellingen
Het kan even puzzelen zijn om te berekenen wat er aan erfbelasting betaald moet worden. Hieronder vindt u drie rekenvoorbeelden die u meer inzicht kunnen geven in hoe de tabellen, tarieven en vrijstellingen werken.
Rekenvoorbeeld 1: partner zonder kinderen erft
Een echtpaar zonder kinderen is in gemeenschap van goederen getrouwd en heeft een vermogen van € 800.000. Zij hebben geen testament.
De man laat na zijn overlijden zijn helft van de gemeenschap van goederen aan zijn echtgenote na, oftewel € 400.000. De echtgenote moet hierover in principe erfbelasting betalen, maar ze heeft een vrijstelling die hoger is dan het te ontvangen bedrag. Deze vrijstelling wordt eventueel nog verminderd met een gedeelte van het pensioen dat ze krijgt naar aanleiding van het overlijden van haar man. De echtgenote is nu dus géén erfbelasting verschuldigd over haar verkrijging.
In het geval dat het erfdeel van de echtgenote geen € 400.000, maar € 900.000 bedraagt (en het gezamenlijk vermogen dus € 1,8 miljoen), is de vrijstelling lager dan het te ontvangen bedrag. De € 900.000 wordt allereerst verminderd met de vrijstelling. Over het bedrag dat resteert, moet erfbelasting betaald worden. De echtgenote valt in tariefgroep 1. In deze tariefgroep staat vastgesteld welk percentage aan erfbelasting betaald moet worden.
Rekenvoorbeeld 2: een goed doel erft
Een goed doel dat door de Belastingdienst is aangemerkt als ANBI, ontvangt een erfenis van € 10.000. Instellingen met een ANBI-status zijn door de Belastingdienst volledig vrijgesteld van het betalen van erfbelasting. Het goede doel hoeft dus geen erfbelasting te betalen.
Rekenvoorbeeld 3: broer erft
Een man laat aan zijn broer een geldbedrag van € 5.000 na en een auto met een dagwaarde van € 7.000. In totaal is de verkrijging van de broer voor de erfbelasting dus € 12.000. De vrijstelling ligt lager dan hetgeen de broer ontvangt. De broer moet dus erfbelasting betalen. De € 12.000 wordt allereerst verminderd met de vrijstelling. Over het bedrag dat resteert, moet hij erfbelasting betalen. De broer valt in tariefgroep 2: overige erfgenamen. In deze tariefgroep staat vastgesteld welk percentage aan erfbelasting betaald moet worden.