Close Menu
Begrippenlijst

Begrippenlijst

Aangifte erfbelasting (voorheen successieaangifte):
opgave aan de belasting ter bepaling van de belasting die verschuldigd is in verband met de erfenis die iemand ten deel valt.

(Zuiver) Aanvaarden:
het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Aanvaarding maakt iemand erfgenaam.

Beneficiair aanvaarden:
bijzondere wijze van accepteren van een erfdeel. Accepteren onder het voorbehoud dat wanneer er niet voldoende bezittingen zijn om de schulden te betalen, de erfgenaam het tekort niet uit eigen zak hoeft aan te zuiveren.

Bewind:
periode waarin het vermogen door iemand anders (de bewindvoerder) wordt beheerd. Een erfgenaam kan dan niet zelfstandig beschikken over de geërfde goederen.

Bewindvoerder:
degene die benoemd wordt om (een deel van) het nagelaten of geschonken vermogen te beheren.

Boedelbeschrijving:
complete inventarisatie van bezittingen en schulden van de erflater per sterfdatum.

Boedelnotaris:
de notaris die belast is met de afwikkeling van de opengevallen nalatenschap, ook wel boedel genaamd.

Centraal Testamentenregister (CTR):
een register waar wordt bijgehouden wie een testament heeft laten opmaken en bij welke notaris dit is gebeurd.

Codicil:
geheel met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende wilsbeschikking, waarin een beperkt aantal regelingen voor na het overlijden wordt vastgesteld, zonder dat een notariële akte noodzakelijk is. In een codicil kunnen slechts begrafenis- of crematiewensen en bepaalde roerende goederen zoals kleding, meubelstukken en juwelen opgenomen worden. Het nalaten van geld of onroerend goed door middel van een codicil is niet rechtsgeldig.

Erfbelasting (voorheen successieaangifte):
belasting die geheven wordt over een verkrijging uit een erfenis.

Erfdeel:
het deel van de nalatenschap waar de erfgenaam recht op heeft.

Erfgenaam:
degene die volgens het wettelijk erfrecht of volgens testament recht heeft op (een deel van) de nalatenschap.

Erflater:
degene die overlijdt en een erfenis achterlaat.

Erfrecht:
het geheel van regels en bepalingen dat de overgang van de nalatenschap van de erflater op de erfgenaam regelt.

Executele:
het beheer van de nalatenschap en het voldoen van de schulden van de nalatenschap.

Executeur:
degene die door de erflater is aangewezen om de nalatenschap af te wikkelen.

Goederen:
alle bezittingen, zoals (on)roerende zaken en geld.

Inferieure making:
een erfdeel of legaat aan een legitimaris waaraan een voorwaarde is verbonden of waarbij de verkrijger een bepaalde last krijgt opgelegd.

Langstlevende:
degene van een (echt)paar die de ander overleeft.

Legaat:
verkrijging van een specifiek onderdeel van de nalatenschap voor een specifieke ontvanger (bijvoorbeeld een bepaald bedrag, sieraad of meubelstuk).

Legaat vrij van recht:
legaat waarover de ontvanger geen erfbelasting hoeft te betalen.

Legataris:
een persoon of instelling die recht heeft op afgifte van specifieke spullen of een geldbedrag.

Legitieme portie:
deel van de waarde van de erfenis waar de (klein)kinderen (de legitimarissen) wettelijk recht op hebben en waar de erflater dus niet onaantastbaar over kan beschikken.

Nalatenschap:
het totaal aan bezittingen en schulden dat iemand bij zijn overlijden achterlaat.

Registergoed:
een goed waarvoor bij overdracht of vestiging inschrijving in openbare registers vereist is, bijvoorbeeld grond, een woning of een bedrijfspand.

Testament:
een notariële akte waarin een erflater voor zijn erfenis een regeling treft die afwijkt van de wet (ook wel laatste wil of uiterste wilsbeschikking genoemd).

Testamentair erfrecht:
de regels die van toepassing zijn als iemand een testament heeft gemaakt.

Uiterste wilsbeschikking:
stuk waarin een toekomstige erflater bepaalt wat er na zijn dood moet gebeuren, zoals een testament of een codicil.

Verklaring van Erfrecht:
een notariële akte waarin staat wie is overleden, of er een testament is, wie gerechtigd is tot de nalatenschap en wie bevoegd is over de nalatenschap te beschikken.

Verklaring van Executele:
een door de notaris opgemaakte notariële akte die aangeeft wie tot executeur benoemd is en dus bevoegd is over de goederen van de nalatenschap te beslissen/beschikken.

Versterferfdeel:
deel van de erfenis waar de erfgenamen recht op hebben als er geen testament is.

Versterferfrecht:
erfrecht dat geldt als iemand geen testament heeft gemaakt (ook wel wettelijk erfrecht genoemd).

Verwerpen:
het niet accepteren van een erfdeel.

Vooroverlijden:
het overlijden van een oorspronkelijke erfgenaam vóór het overlijden van de erflater.

Vruchtgebruik:
het recht om van een goed de vruchten (inkomsten) te genieten.

Wettelijk erfdeel bij versterf:
het erfdeel waarop iedere erfgenaam recht heeft als er geen testament gemaakt is.

Wettelijke verdeling:
bij deze verdeling krijgt de langstlevende echtgenoot alle goederen en schulden behorende tot de nalatenschap. De kinderen krijgen een geldvordering op de langstlevende ouder ter grootte van hun erfdeel. Pas wanneer de langstlevende overlijdt, is de geldvordering van de kinderen opeisbaar. De vordering is voorts opeisbaar in enkele in de wet genoemde gevallen en, als er een testament gemaakt is, in de gevallen als in het testament genoemd.

Wilsrecht:
het recht dat een kind heeft om goederen uit een nalatenschap in eigendom te krijgen als er sprake is van stieffamilie.

Zuiver aanvaarden:
het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Zuivere aanvaarding maakt iemand erfgenaam.